Volgens een bekend verhaal zou Marie Antoinette, toen ze merkte dat het Franse volk geen brood had om te eten, hebben gezegd:
“S’ils n’ont pas de pain qu’ils mangent de la brioche!” (meestal vertaald als: “Als ze geen brood hebben, laat ze dan cake eten!”),
Daarmee duidelijk makend dat ze geen flauw idee had van de ware situatie waarin het volk verkeerde.
Of ze deze woorden ooit echt gezegd heeft en in deze context, is historisch twijfelachtig. Het verhaal wordt dan ook gezien als een verzinsel dat als broodjeaapverhaal aan meerdere personen is toegeschreven. De zin komt voor het eerst naar voren in Jean-Jacques Rousseaus autobiografie Confessions, voltooid in 1769, postuum gepubliceerd in 1782. Daarin wordt de uitspraak toegeschreven aan een niet bij naam genoemde “grote prinses”. Marie Antoinette verbleef nog niet in Frankrijk toen Rousseau dit schreef. Het was in 1843 de romanschrijver en journalist Alphonse Karr, die de zin als eerste in verband bracht met Marie Antoinette, zij het als een gerucht verspreid door haar vijanden. De verhalende context van de Mars op Versailles werd in 1931 bedacht in het populaire Duitse kinderboek Puntje en Anton van Erich Kästner. De zin is nadien ook aan andere prinsessen uit de Franse koninklijke familie toegeschreven. Ondanks de historische onjuistheid ervan blijven de woorden toch onlosmakelijk met Marie Antoinette verbonden.
Een soortgelijk verhaal doet de ronde in China omtrent een keizer, maar dan met rijst en vlees in plaats van brood en cake.